Voor wie van het leven houdt – en in het bijzonder staat voor de beschermwaardigheid van het totale leven – was de start van het nieuwe kabinet dramatisch. De positie van het ongeboren kind lijkt alsmaar meer kwetsbaarder en beschadigd. Bovendien staat de kwaliteit van werkelijke zorg voor onbedoeld zwangere vrouwen op het spel. Recent werd binnen vier weken in de Tweede Kamer over twee wetsvoorstellen gesproken en gestemd.
Door Arthur Alderliesten
Gepubliceerd op CVandaag, 1 april 2022
Beide wetsvoorstellen ingediend door GroenLinks, PvdA, D66 en VVD. Het eerste ging om het inwisselen van de vaste beraadtermijn bij een abortus naar een flexibele. Het tweede betrof het mogelijk maken van medicamenteuze afbreking van de zwangerschap (abortuspil) via de huisarts. Beide wetsvoorstellen werden met een ruimte Kamermeerderheid aangenomen. Dit is overigens nog niet beslissend, omdat hierna de Eerste Kamer zal gaan stemmen. Gezien de stemverhouding is de verwachting dat ook dit deel van het parlement groen licht zal geven voor deze voorgestelde wetswijzigingen.
Er is zoveel geschreven en gesproken over de inhoud van de afzonderlijke wetsvoorstellen dat ik volsta met daarnaar te verwijzen. In dit artikel wil ik meer inzoomen op de gemeenschappelijke elementen en probeer ik de vinger te leggen op bredere ontwikkelingen die achter de wetsvoorstellen schuilgaan. Eerst vier rode draden die de politieke behandelingen van beide initiatieven aan elkaar verbinden.
Allereerst zijn beide voorstellen voor wetswijzigingen gericht op het versnellen van het proces van een abortusverzoek: bedenktijd in de prullenbak en de abortuspil niet langer via abortuskliniek, maar via een kortere en snellere route langs de huisarts. Eeuwenoude volkswijsheden als ‘haastige spoed is zelden goed’ en dergelijke, worden als betuttelend terzijde geschoven. Niet zorgvuldigheid, maar snelheid is het beslissende credo. Dat getuigt echter niet van goede zorg voor de vrouw.
De tweede rode draad is dat beide wetsvoorstellen ook niet getuigen van een zoektocht naar het goede voor het ongeboren kind. Het is veelzeggend en huiveringwekkend dat de waarde van het ongeboren leven in beide wetsvoorstellen op geen enkele manier aan de orde wordt gesteld.
De derde draad is dan ook dat al het gewicht aan de andere kant van de balans ligt: de keuzevrijheid van de vrouw. De balans tussen ongeboren leven en keuzevrijheid van de vrouw is volledig zoek. Abortus als trofee van de vrouwenemancipatie kan niet hoog genoeg op het schild worden gehesen. Hieruit valt te verklaren waarom de parlementariërs na de stemming letterlijk spraken over een overwinning. Een vreugdedans ontbrak nog net. Een ‘overwinning’ die er onvermijdelijk toe zal leiden – tenzij God het verhoedt – dat sneller en meer ongeboren levens in hun kwetsbare knop worden gebroken.
Tenslotte wijs ik erop dat bij beide behandelingen in de Tweede Kamer de relevante beroepsgroepen nauwelijks serieus zijn genomen. Met name rond de abortuspil bij de huisarts hebben huisartsen, abortusartsen met opmerkelijke aantallen en duidelijke bewoordingen protest aangetekend. Dat dit nauwelijks is gehoord, laat staan gehonoreerd, is een schoffering door een deel van de Nederlandse politiek. Het onderstreept de andere genoemde rode draden.
Onder deze elementen van het politieke en maatschappelijke debat ligt mijns inziens een visie op het leven die ik zou willen typeren als verwaardelozing van het leven. De intrinsieke betekenis van het leven lijdt aan waardenverval. Of en hoe het leven zin heeft, hangt er vanaf welke betekenis en zin de individuele mens eraan geeft. En dat hangt dan dikwijls weer af van de fysieke en mentale vermogens die worden waargenomen. Dat zien we in Nederland nu bijvoorbeeld bij euthanasie bij dementie. Mensen willen euthanasie bij een bepaalde mate van dementie, wanneer men niet meer kan wat men vroeger wel kon. Hoe minder vermogen, hoe groter de kans om afgeschreven te worden of je afgeschreven te voelen. Zelfs om jezelf af te schrijven, zoals bij euthanasie en ‘voltooid leven’ gebeurt. De overlevingskansen nemen evenredig toe met het recht op zelfbeschikking. In het abortusdebat hebben de brutalen de halve wereld. En het kwetsbare ongeboren leven heeft het nakijken, figuurlijk gesproken dan. De verwaardelozing van het leven is alleen mogelijk wanneer de waarde van het menselijke leven (bewust of onbewust) afhankelijk wordt gemaakt van de eigenschappen van de mens.
Dit staat haaks op de visie dat het leven ‘van elders komt’. Wie gelooft dat (het) leven bij God vandaan komt, ziet het leven in zichzelf als waardevol. Het is immers door Hem gewild. Dit geschenkkarakter van het leven maakt juist dat we voor het leven willen gaan en staan. Al zijn de vermogens nog zo gering, zoals we zien aan de randen van het leven. Juist omdat het zwak, onschuldig en kwetsbaar is, verdient het onze bescherming. Net als het leven dat zich wel krachtig en vol vermogen manifesteert en een krachtige stem heeft om te spreken. De waardigheid van de mens is echter in het geding. En daarmee zijn we op tegenkant van de verwaardelozing van de mens terechtgekomen: de menselijke waardigheid. Daarover straks meer.
Hoe kan het tij de laatste decennia zo keren, richting de verwaardelozing van de mens? Er is denk ik een verband tussen het antwoord op deze vraag en het jongst SCP-rapport dat stelt dat Nederland inmiddels een van de meest seculiere landen in de wereld is. De ontkerkelijking en secularisering hebben zich binnen Nederland doorgezet. Uit het onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de Nederlandse bevolking zichzelf karakteriseert als een niet-gelovig mens: 52 procent zichzelf ziet als atheïst (God bestaat niet) of agnost (weet niet of God of een andere kracht bestaat). Onder dit percentage vallen ook cultuurchristenen: mensen die niet meer geloven, maar wel de waarde inzien van het christendom voor de maatschappij. Atheïsten en agnosten gaven aan niet geïnteresseerd te zijn in dé zin van het leven. Dat betekent volgens het rapport dat zingeving voor hen een minder grote rol speelt. Een van de deelnemers aan het onderzoek verwoordde het als volgt: “Mijn leven heeft geen betekenis, maar ik geniet er toch van.” Geloven in een God is meer dan een relatie met Hem hebben, hoewel dat al bijzonder veel is. Het (christelijk) geloof beïnvloedt je zicht op de werkelijkheid, je visie op mens-zijn, kortom: je levensbeschouwing. Niet meer in God geloven beïnvloedt dan óók je zicht op de werkelijkheid, je visie op mens-zijn, kortom: je levensbeschouwing. De menswaarde is voor veel Nederlanders in onze tijd niet langer afhankelijk van wat God van hogerhand in de mens legde, maar van wat de autonome mens van onderaf op de mens meent te moeten plakken. De dramatische gevolgen hiervan worden ook zichtbaar in abortusdebatten en -wetgeving.
De situatie mag dan voor het ongeboren leven en de zorg voor onbedoeld zwangere vrouwen dramatisch zijn, ze is niet hopeloos. Ik schets vier perspectieven van verscheidene aard.